Er zijn formele en informele mogelijkheden om uw mening te geven of bezwaar te maken in de opsporingsfase van een aardwarmteproject. Een belanghebbende kan inspraak hebben in het besluit tot verlening (of afwijzing) van de opsporingsvergunning en/of de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn er inspraakmomenten in de m.e.r.-procedure.
Tevens is inspraak mogelijk via de provincie. De provincie treedt bij het verlenen van de opsporingsvergunning op als adviseur van de Minister. De provincie betrekt hierbij de gemeenten en waterschappen van het gebied waarop de aanvraag betrekking. Provincies kunnen ook drinkwaterbedrijven en plaatselijke milieuverenigingen in hun advies betrekken.
Op het moment dat de operator de daadwerkelijk activiteiten wil uitvoeren is een omgevingsvergunning nodig en eventueel een MER. Bij de omgevingsvergunning hebben de betreffende provincie en gemeente(n) een algemeen adviesrecht. Wanneer een operator een zogenoemde startnotitie voor een MER heeft ingediend bij de minister, wordt dit bekendgemaakt. Burgers en overheden kunnen vanaf dan bij de Commissie-m.e.r. hun punten inbrengen voor het opstellen van de richtlijnen voor de uiteindelijke MER. Het concept-besluit wordt samen met de eventuele MER ter inzage gelegd. Geïnteresseerden, zoals bestuursorganen en omwonenden, krijgen zes weken de tijd om hun zienswijze in te dienen ten aanzien van het concept-besluit en de eventuele MER. Voor belanghebbenden staat tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning geen bezwaar, maar wel rechtstreeks beroep bij de rechter open. Daarnaast zal het aardwarmtebedrijf in de praktijk vaak aankondigen wat de plannen zijn en hierover informatiebijeenkomsten organiseren.
×